Leuk is om te weten dat alle Commodore diskdrives behoren tot het intelligente type….. Dat wil zeggen de drives hebben het Disk Operating Systeem (DOS) en de benodigde interface hardware al aan boord. Het inpluggen van een Commodore serieel kabeltje en het netsnoer is voldoende om de drive in bedrijf te stellen. Ondanks de hoge leeftijd van de drives en de Commodore computer blijft dit toch een bijzonder fenomeen. Zelfs bij de allernieuwste computers zijn er vaak nog softwarematige aanpassingen nodig om de hardware goed te laten functioneren.
De oudste, meest bekende en waarschijnlijk ook de beruchtste Commodore diskdrive is de 1541. Zoals menig Commodore gebruiker bekend zal zijn geniet de 1541 een reputatie van lawaaierigheid, slechte koeling, ontregeling van de lees- en schrijfkop, traagheid en een eigenzinnige wijze van formatteren. Niet alle kritiek heeft echter op dezelfde 1541 betrekking. In de loop der jaren zijn er heel wat verschillende 1541-versies door Commodore uitgebracht. Hier valt bijvoorbeeld ook de 1541C onder, want die is van binnen vrijwel identiek aan de 1541. Miljoenen 1541's zijn er in gebruik geweest en hoeveel er anno 21ste eeuw nog werkend rondzwerven, wie o wie zal het weten… We kunnen wel gerust stellen, dat het ding zich ondertussen meer dan bewezen heeft, al blijft het een wat gevoelig beestje.
De 1541
Ondanks alle klachten heeft de 1541 de Commodore 64 groot gemaakt. Deze diskdrive bracht geavanceerde en zakelijke toepassingen voor een redelijk bedrag binnen het bereik van de hobbyist en kleingebruiker. En nog steeds is de 1541 bij veel Commodore liefhebbers in vol bedrijf. De 1541 diskdrive kent nog al wat Commodore eigenaardigheidjes. Zo gebruikt het ingebouwde DOS een volledig eigen formatteringsmethode. Daarmee was de drive incompatibel met door andere drivemerken opgetekende software. Dit was één van de redenen waarom de potentiële CP/M compatibiliteit voor zakelijke software nooit echt van de grond gekomen is. Een andere bron van ergenis vormt de "slakkerige" werkwijze van het lezen en schrijven. Het wegschrijven van honderd datablokken met de Commodore 64/128 kost al gauw een seconde of 80. Het lezen circa 70 seconden. Niet echt iets voor ongeduldige gebruikers.
Aan het trage lezen en schrijven van de 1541 valt, dankzij de inzet van slimme software- en hardwareontwikkelaars, wel een mouw te passen. Snelladerutilities en cartridges zoals de Power-, Final en de nieuwe Retro Replay cartridge weten de snelheid flink te vergroten. De 1541 heeft een data oplag capaciteit van 170 KByte (in 664 blokken van 256 Byte) per 5,25 inch diskette. Dit was en is natuurlijk niet erg veel, voordeel was wel dat je als gebruiker of programmeur flink moet improviseren om toch goede resultaten te halen (hierdoor zijn er kwalitatief toch hele hoogstaande games gemaakt waarvan vooral de zogenaamde “gameplay” zeer sterk werd benadrukt).
De lees- en schrijfkop wordt door een zogenaamde stappenmotor aangedreven. Een gebeuren dat met nogal wat lawaai en warmteproduktie gepaard gaat. Het lawaai vindt zijn oorsprong in kopieerbescherming van diskettes en het formatteren. Daarbij wordt de leeskop mechanisch tot de aanslag gestoten hetgeen niet alleen een ratelend geluid voortbrengt maar op den duur ook de kopafstelling kan ontregelen. Dit laatste kenmerkt zich door het niet meer kunnen lezen van oudere software. Ook hier speelde de (Amerikaanse) software industrie handig op in door allerlei diskdokters en alignmentkits op de markt te brengen.
Als laatste bezwaar gold nog de kopieerbescherming van het eigen DOS (versie 2.x). Daarmee werd het andere leveranciers van diskdrives wel heel moeilijk gemaakt om zelf met een goed werkende drive voor de C64 te komen.
Nieuwe lijn
Maar Commodore wilde ook verder en met de komst van de Commodore 128 werd een opvolger dringend noodzakelijk. Een geavanceerde en snelle machine mag natuurlijk niet afhankelijk zijn van een diskdrive uit de vorige generatie. Commodore introduceerde eerst de 1571, kwam toen als tussenoplossing met de enkelzijdige 1570 en enkele maanden later kwam toch weer de dubbelzijdige 1571 drive. Deze beide drives laten zich ook op de C64 aansluiten zij het dat de mogelijkheden door het gebrek aan een snelle databus op die machine beperkter zijn.
De 1570
Commodore's eerste drive van de nieuwe generatie was de 1570. Uiterlijk verschilt dit diskettestation niet zo veel van de hiervoor besproken 1541. Ook de data opslagcapaciteit van deze enkelzijdige drive is 170 KB gebleven. Uiterlijke schijn bedriegt echter want het gaat wel degelijk om een veel modernere drive. De lees- en schrijfsnelheid bleef voor de C64 hetzelfde. Bij de C128 was de leessnelheid van 100 blokken tot 7 seconden en de schrijfsnelheid tot 60 seconden teruggebracht. Dat komt omdat de 1570 via de nieuwe snelle seriële database een aanzienlijk hogere overdrachtssnelheid behaalt.
Bij het openen van de drive lijkt de mechanische opbouw vrijwel identiek met die van de 1541. Maar gelukkig had Commodore toch een aantal verbeteringen aangebracht. De koeling is nu optimaal en het ratelen verdwenen. Een optoelectronische lichtschakelaar schakelt de lees- en schrijfkop aan of uit zonder het mechanische geweld van de oude 1541 constructie. De kans op het ontregeld raken van de kop wordt daarmee beduidend minder. De printplaat is geheel herzien en biedt ten opzichte van de 1541 tal van extra mogelijkheden. Zo was er nu een verbeterde CP/M-compatibiliteit en een tweede schakelaar reageert bij het gebruik van CP/M-software op de indexuitsparing van de diskettes.
Een deel van de snelheidswinst van de 1570 komt voor rekening van het nieuwe DOS (versie 3.0) ROM op de printplaat. Dit DOS maakt het gebruik van de databus efficiënter en biedt een aantal nieuwe, op de 1541 node gemiste, besturingsopdrachten. DOS 3.0 beschikt zowel over het eigen Commodore Group Code Recording (GCR) als het Modified Frequency Modulation (MFM) optekensysteem. Daarmee kan DOS 3.0 het gros (behalve speciaal op DOS 2.X ontworpen) van de oude C64 software en CP/M-schijven draaien. In de praktijk bleken toch enkele pakketten en spelen uit de boot te vallen. Met name kopieerprogramma's en tegen dupliceren beschermde software konden op de 1570 voor problemen zorgen. De 1570 vormde een overgangsfase tussen de 1541 en het topmodel, de 1571. Daarmee is de 1571 de ideale machine voor de C128-bezitter.
De 1571
Het diskdrive paradepaardje van Commodore, de 1571, moest het C128 concept afmaken. Een opzet waarin de ontwerpers grotendeels geslaagd zijn, hoewel er natuurlijk altijd wensen open bleven. De 1571 kan zoals gezegd niet los van de C128 gezien worden. Uiterlijk gezien sluit de platte en strakkere vormgeving optimaal aan bij de C128 en de C64 II. De handige draaivergrendeling was ook een verbetering ten opzichte van het oude hendeltje van de 1541/1570-machines. Verder was de drive ook zeer stil, geruisloos bijna. De motor start zodra er een disk in de drive gestoken of er uit gehaald wordt. De motor centreert en decentreert de schijf. Dit ter bescherming van de centrale ring. Minder slijtage aan de ringkern geeft ook minder lees- en schrijffouten waardoor de 1571 het in bedrijfszekerheid van al haar voorgangers wint.
Andere uiterlijke veranderingen zijn de wisseling van LED-functies en de dipswitch aan de achterzijde. De rode LED is nu stroom aan en de groene betekent in bedrijf (laat dan de disk in de drive zitten!). De dipswitch verandert hardwarematig het randapparatuurnummer van 8 tot en met 11. De 1571 kent dezelfde snelheidsspecificaties als de 1570 op de C128. Het verschil zit hem in de dubbele opslagcapaciteit van 340 KB aan data. Dit betekende in één keer 1328 vrije blokken! Dubbelzijdig betekent natuurlijk ook twee lees- en schrijfkoppen. Verder beschikt de 1571 over een betere DOS-versie dan het standaard C64 DOS waardoor uitleesfouten bij programma’s kunnen optreden. De 1571 is wel volledig compatibel met de C64-en VIC 20 machines. Op de orgineel bijgeleverde Test/Demo Disk stonden zelfs speciale C64 WEDGE- en VIC20 WEDGE-programma's voor het gebruik van 1571 DOS-opdrachten. Een aantal opdrachten wordt daardoor aantrekkelijk verkort. Bijvoorbeeld @I voor initialiseren en @SO programmanaam voor scratchen. Op de Test/Demodisk stonden verder nog de volgende nuttige programma's:
DOS SHELL FORMAT, CLEAN UP (a disk), RENAME file, COPY, DELETE, RESTORE en RECORDER DIRECTORY.
SD.BACKUP voor het maken van backups van enkelzijdige diskettes van C-64, Plus/4 en C-16.
SD.COPY.C-64 voor het kopiëren van files op een enkelzijdige drive.
PRINT.##.UTIL voor een screen dump op de C-64 Plus/4 en C-16.
DIR PRINT print directories op daarvoor geschikte printers.
DIR SQUEEZE haalt de gewiste filenamen uit het directory en elimineert loze ruimtes.
DISK-DUMP voor het bekijken van filevariabelen in hexadecimale en adressen in decimale notatie.
UNSCRATCH voor het herstellen van per ongeluk gewiste bestanden.
DATAMAKER voor het omzetten van een machinetaalprogramma in dataregels.
FORMAT DISK.
PRINTERTEST om te kijken of uw printer wel met alle Commodore-tekens uit de voeten kan.
AUTOBOOTMAKER voor auto-boot programma's op de C-128.
64.AUTOSTART voor het automatisch starten van (machinetaal-) programma's.
De 1541-II
In februari 1988 werd de 1541-II diskdrive als opvolger van de 1541C geïntroduceerd. Hij werd samen gelanceerd met de Commodore 64-II, de behuizing past daarom ook heel mooi bij elkaar. Het belangrijkste verschil is wel dat de drive een externe voeding heeft waardoor het hitteprobleem van zijn voorganger (de 1541) tot het verleden behoort. Er zitten twee piepkleine schakelaartjes (dip switches) aan de achterzijde waarmee je het devicenummer kan wijzigen. Door het compleet nieuwe mechanische gedeelte van de drive (gemaakt door Mitsumi) is hij ongeveer 10% sneller dan z'n voorgangers. Diskettes beschreven door de 1541 kunnen helaas wel eens wat leesfouten geven doordat de DOS 2.6 wat verschillen heeft tussen de drives onderling.